Zojuist is er een advies van de Afdeling advisering van de Raad van State openbaar gemaakt. Onderwerp is een wetsvoorstel van Tweede Kamerleden Nijboer (PvdA), Beckerman (SP) en Smeulders (GL) tot wijziging van de Woningwet. Met dit voorstel willen ze voorkomen dat het aantal sociale- huurwoningen in gemeenten daalt als gevolg van prestatieafspraken (Wet voldoende betaalbare woningen).
Hieronder leest u –samengevat- het (negatieve) advies van de Raad van State op dit voorstel.
Inhoud voorstel
Het initiatiefwetsvoorstel bevat een nieuw artikel voor de Woningwet. Dat nieuwe artikel houdt in dat het aantal sociale huurwoningen van een woningcorporatie in een gemeente ten minste gelijk moet blijven. Om dit te bereiken bepaalt het nieuwe artikel 44, vierde lid, van de Woningwet dat de jaarlijkse afspraken tussen huurders, gemeente en woningcorporaties over het gemeentelijke huisvestingsbeleid niet als resultaat mogen hebben dat het aantal sociale huurwoningen van een woningcorporatie afneemt.
Aanleiding voorstel
Volgens de toelichting is het wetsvoorstel nodig omdat er sprake is van een geleidelijke uitholling van de sociale huurvoorraad. De initiatiefnemers vinden dat vanwege de groeiende woningbehoefte onverstandig. Volgens de initiatiefnemers is er geen behoefte aan minder sociale huurwoningen, maar juist aan meer, diverse en betaalbare huurwoningen.
Noodzaak
In de toelichting staat dat de sociale huurmarkt geleidelijk wordt uitgehold. Maar de toelichting geeft geen nadere analyse van de situatie op deze huurmarkt, in het licht van de situatie op de rest van de woningmarkt. Daardoor kan de Afdeling advisering niet beoordelen voor welk probleem het voorstel nu precies een oplossing moet zijn en of het voorstel daarvoor wel een oplossing is.
Door verschillende rapporten en onderzoeken heeft de Afdeling advisering een beeld van de woningmarkt gekregen. Daaruit blijkt dat Nederland, vergeleken met andere landen, een grote sociale huursector heeft, terwijl de vrije huursector in vergelijking met het buitenland juist klein is. Hierdoor is vooral de doorstroom van sociale huurwoningen naar woningen op de vrije markt een probleem. Het voorstel biedt daarvoor geen oplossing.
Daarnaast kent de situatie op de woningmarkt grote regionale en lokale verschillen. Een centrale oplossing, zoals het voorstel bevat, biedt daarmee onvoldoende ruimte voor maatwerk. Daarom is vooralsnog niet aannemelijk gemaakt dat het voorstel recht doet aan reële knelpunten die zich voordoen op de woningmarkt en daarvoor een zinvolle en bruikbare oplossing biedt.