Bij de behandeling van de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving, in de commissie Samenleving van 8 mei 2013 is verzocht om na een jaar het effect van de bestuurlijke boetes te evalueren. Het betreft hier in het bijzonder de “Verordening verrekening bestuurlijke boete bij herhaling van overtreding 2013”.
Indien een uitkeringsgerechtigde zijn inlichtingenplicht niet nakomt moet de gemeente een boete opleggen. Dit volgt uit de Wet werk en bijstand, de IOAW en de IOAZ. Deze boete wordt zo mogelijk verrekend met de uitkering. Als de inlichtingenplicht hierna opnieuw niet wordt nagekomen, waardoor voor de tweede keer sprake is van teveel of ten onrechte ontvangen uitkering, dan is sprake van recidive.
In geval van recidive biedt de WWB de mogelijkheid de boete te verrekenen zonder vrijlating van de beslagvrije voet gedurende 3 maanden. Dit kan alleen als de gemeenteraad hierover in een verordening regels stelt. In eerdergenoemde verordening zijn deze regels gesteld.
Deze regels komen er in het kort op neer dat gedurende 3 maanden de helft van de uitkering wordt gebruikt voor verrekening met de boete tenzij sprake is van dringende redenen.
Vanaf de invoering van de bestuurlijke boete per 1 januari 2013 tot medio juli 2014 heeft het niet (tijdig) nakomen van de inlichtingenplicht geleid tot 122 boeteonderzoeken. In 76 gevallen was sprake van het voor de eerste keer niet tijdig verstrekken van inlichtingen zonder dat ten onrechte uitkering werd ontvangen. Deze zaken zijn afgedaan met een formele waarschuwing.
In totaal werden gedurende deze periode 46 boetes opgelegd. Inning van deze boetes vindt op de reguliere wijze plaats. Slechts in één geval hiervan was sprake van recidive. Hierbij waren echter dusdanige dringende redenen aanwezig dat werd afgezien van de mogelijkheid te verrekenen zonder vrijlating van de beslagvrije voet.