DEEL 1
Leo Schagen schreef een column in twee delen over ons cultuurlandschap en omgeving dat als te herstellen natuur wordt beschouwd. De column is opgedeeld in tweeën voor nu deel 1
Inleiding
Er is op een onduidelijke democratische wijze in de jaren 90 in Europees verband besloten om de natuur te gaan beschermen. Maar natuur is in Nederland een relatief begrip. Een deel van wat van circa 150 jaar geleden nog onderdeel was van het Nederlandse agrarische cultuurlandschap, zoals de heidevelden, wordt als natuurgebied beschouwd. Het was duidelijk geworden dat de natuur (bij ons dus eigenlijk cultuurlandschap) zich niet zelf kan beschermen tegen aftakeling en daarom extra bescherming verdient. In 2003 kwam daar ook de Europese Kaderrichtlijn Water bij, die haar ijkpunt vindt in 2027.
Deze column zal in twee delen worden gepubliceerd en richt zich in het bijzonder op de situatie in en rond de Beemster, de agrarische samenleving en de omringende N2000 gebieden, met de vertrekpunten die in het rapport Remkes staan. Op 5 oktober 2022 heeft de commissie Remkes door het rapport ‘Wat wel kan’ een nieuw vertrekpunt geschetst waar de regering en de overige bestuurslagen mee aan de slag kunnen.
Door de genoemde besluiten wordt in hoge mate de zorg van de samenleving vertaald in een aantal doelen waarbij wat onder natuur wordt verstaan is gedefinieerd: de biodiversiteit, flora en fauna met haar specifieke omgeving, de ecologische omgeving en de leefgebieden. Later werden ook: de insectenwereld, bodemleven, leven in wateren en het klimaat eraan gekoppeld.
Deze besluiten hebben tot doel dat de later aangewezen N2000 gebieden in een goede staat worden gehouden en niet achteruitgaan. De vertaling van de Europese besluiten in de praktijk hebben zo’n 30 jaar op zich laten wachten. Veel gevolgen daarvan worden nu duidelijk door het plotselinge ingrijpen in ons dagelijkse leven, en actueel in het bijzonder door de stikstofproblematiek.
Kenmerkende zaken uit de aanbevelingen rapport Remkes
Uit de speech en rapportage van Johan Remkes komen de volgende zaken naar voren:
-
In 2030 moet de natuur weer op een verantwoord beschermingsniveau zijn gebracht met 2 ijkpunten in 2025 en 2028. Met de beoordeling of er moet worden bijgestuurd.
-
Er zullen volgens Remkes zo’n 500/600 piekbelaster (nabij kwetsbare natuur) moeten verdwijnen. Dat kan ook door innovatie en verplaatsing van de bedrijven. Over de aantallen bedrijven die dit betreft is inmiddels grote onduidelijkheid. Het kan ook om 3500 bedrijven gaan.
-
De juridische positie van PAS melders wordt recht getrokken. Zij kunnen mits er ruimte is op hun bedrijf een vergunning verkrijgen. PAS-melders zijn bedrijven en ondernemers die onder het Programma Aanpak Stikstof (PAS) konden volstaan met een melding van de berekende stikstofbelasting op kwetsbare natuur.
-
Innovaties zijn een middel om doelen te bereiken.
-
De Kritische depositiewaarde KDW is richtinggevend en wordt waarschijnlijk door een meer op emissiegerichte normering, die overeenkomt met Europese aanpak, aangepast.
-
Het doel is om de emissie van bedrijven te verkleinen.
-
Een overzichtskaartje van juni 2022 is van tafel. Daarmee zijn ook de zones van 1 à 2 km om de aangegeven gebieden verdwenen. Het gaat om de echte uitstoot en de daardoor tot gevolg hebbende neerslag in het nabijgelegen gebied. De onduidelijke Aerius-methode is niet meer heilig. Dit lijkt een gevolg van de aanbevelingen.
-
Er wordt een integrale aanpak volgens het Nationaal Programma Landelijk gebied toegepast.
-
Ook de industrie, transport en energiesectoren moeten hun bijdragen leveren om de doelen in 2030 te bereiken.
Hoe gaat dit er nu uitzien voor de Beemster boeren?
Beemster ligt aan meerdere N2000 gebieden. Wormer- en Jisperveld, Eilandspolder en Mijzerpolder en Polder Zeevang. De twee eerste zijn qua leefgebieden gevoelig voor stikstof. Mijzerpolder en Polder Zeevang zijn dit niet maar zijn qua aanwijzing wel Vogelrichtlijn gebieden.
We kunnen ons dus concentreren op gebieden om de Zuid- en Westhoek van Beemster. Preciezer gesteld, bedrijven die zich langs de Zuiderweg, Westdijk en de Wormerweg bevinden.
Geen van deze bedrijven zijn grote piekbelasters ook al hebben ze 200 tot 300 stuks vee. Deze middelgrootte bedrijven zullen waarschijnlijk wel een aantal maatregelen moeten treffen om hun emissie aan te pakken. In een bijzonder geval kan het ook betekenen dat een bedrijf aan de Westdijk verplaatst moet worden.
Qua depositie evenwel, kijkend naar de situatie bij zo’n bedrijf en naar de ligging aan de oostzijde van de Eilandpolder, met een overheersende windrichting vanuit het Zuid/ Zuid West, lijkt dit niet zondermeer een feit. Dit kan wel een feit worden als gesteld wordt dat emissies bij de huidige stal niet tot een voldoende niveau zijn gereduceerd.
Door de reeds genomen maatregelen en de potentie aan vernietiging van kapitaal (nieuwe stallen) bij een verplaatsing, zou een extra inspanning met nadere maatregelen logisch zijn. De verwachting is dat de discussie met de uitgangspunten vanuit het rapport Remkes ongeveer langs deze lijnen zal plaatsvinden.
De overige bedrijven zijn qua afstand en met extra te nemen maatregelen, naar het huidige inzicht, te handhaven op de huidige plaats.
Dit kan overigens nog wel flinke discussie geven. Want bij noorderwind stroomt dan de ammoniak stikstof wel uit de kuil waarin Beemster ligt naar het Wormer- en Jisperveld? Dat zou overigens dan eerst nog moeten worden vastgesteld.
Ammoniak hecht zich eenvoudig aan vocht en kan met een relatief eenvoudige maatregel bij de uitstroompunten in een nevel van water worden opgevangen en vervolgens worden gebruikt voor bemesting. Als dit meerdere keren per dag ook met spoelwater op de vloeren plaatsvindt kan de reductie al tot 40% oplopen, laat recent de Wageningse Universiteit (WUR) weten. Hieruit blijkt dat met eenvoudige middelen in de huidige stallen veel kan worden bereikt.
Nieuwe investeringen boeren?
We moeten ons hierbij realiseren dat dit bijna allemaal stallen zijn met een drijfmestsysteem (open vloersysteem). Deze investering, inclusief de verbeterde roostervloeren die nu plotseling zijn afgekeurd, drukken nog wel op de exploitatie van het bedrijf de komende jaren. Het systeem van scheiden van vaste en vloeibare mest is niet zomaar in deze stallen in te passen. Dit vergt opnieuw investeringen. Zullen daar de gereserveerde miljarden ook voor beschikbaar zijn? En komt dat geld dan op tijd zodat deze ondernemers niet weer bij de bank langs moeten? En hebben leveranciers wel voldoende tijd, deskundig personeel en apparaten?
Hoe zit het met kunstmest?
De discussie kan ook nog gaan over kunstmest. Aangezien kunstmest in de Nationaal Programma Landelijk gebied ook wordt bekeken vanuit het oogpunt Klimaat kan dit wel eens een zwaarder punt worden. De productie van kunstmest geeft elders een flinke uitstoot aan CO2 (er is veel energie voornamelijk gas voor nodig).
Verder vormt de toepassing van kunstmest geen piekbron maar juist verspreide bronnen. Een deel van de kunstmest blijkt naar de lucht te vervluchtigen en vormt dan een bron die elders kan neerslaan en haar ongewenste verzurende werking doet. Dit terwijl juist kunstmest in de regelgeving niet als een bron van depositie wordt gezien en de derogatie (minder vaste en vloeibare mest mogen uitrijden over het land) de boeren juist dwingt om dan meer kunstmest te kopen, die nu ook onbetaalbaar is geworden door de hoge gasprijzen. Voorts is er het belang van een goede bodem. Kunstmest maakt de bodem juist ‘lui’ en is daardoor minder geschikt.
Verder worden met de huidige verplichte sleepvoet (ploeg die de drijfmest helpt injecteren in de bodem) veel bodemleven verstoord. Aanpassing van het mestsysteem kan daardoor nodig blijken. Waardoor de bodemstructuur minder wordt beschadigd. Het met een sleepvoet vormen van een gootje waarin de mest wordt getapt kan dit probleem goeddeels voorkomen en vergt ook veel minder trekker vermogen.
Er zijn dus vele knoppen waar bij de gebiedstafels aan kan worden gedraaid. Uit dat proces moet dan ook een gebiedsplan komen. Boeren zijn de afgelopen jaren echter door het vele ondeskundige gedraai van de regering aan knoppen behoorlijk gedesoriënteerd.
Deel 2 verschijnt over ca. 1 week