Door nieuwe meetmethode fors minder mensen onder armoedegrens (red.)
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) en het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) presenteren vandaag de nieuwe methode om armoede in Nederland te meten. In die nieuwe methode worden de werkelijke kosten die mensen hebben aan wonen en energie meegenomen in plaats van gemiddelden. Daarnaast is gekeken of huishoudens een financiële buffer hebben. Volgens deze nieuwe methode leefden in 2023 540 duizend mensen in Nederland onder de armoedegrens. Dat is 3,1 procent van de bevolking. Hoewel het aantal armen in 2023 lager was dan in de jaren ervoor, nam de ernst van de armoede toe.
Tot nu toe werd armoede op vijf verschillende manieren gemeten; de nieuwe methode zorgt voor duidelijkheid. ‘Eén gezamenlijke maatstaf was hard nodig,’ aldus Karen van Oudenhoven, directeur van het SCP: ‘Goed dat we die nu hebben. Eén armoedegrens, die duidelijk maakt wat een huishouden minimaal nodig heeft om te kunnen rondkomen en die aansluit bij de sociaal-maatschappelijke situatie in ons land.’
Belangrijkste verschillen
Bij de nieuwe armoedegrens worden voor het eerst de individuele uitgaven aan wonen en energie meegenomen. Voorheen werd uitgegaan van gemiddelde uitgaven. Huishoudens met relatief hoge woonlasten kunnen hierdoor als arm worden aangemerkt als er niet genoeg geld overblijft voor de andere noodzakelijke uitgaven. Daarnaast wordt vanaf nu gekeken naar het financieel vermogen waarover huishoudens beschikken. Nibud-directeur Arjan Vliegenthart: ‘Als een huishouden een inkomen onder de armoedegrens heeft, maar genoeg vermogensbuffer om een jaar lang de noodzakelijke uitgaven te doen, dan is het volgens de nieuwe methode niet arm. Een eigen huis zien we hierin niet als geld of vermogen, want daar kun je geen boodschappen mee doen.’
De nieuwe methode
In het rapport van het CBS, SCP en Nibud staan voor 35 verschillende typen huishoudens welke bedragen nodig zijn om volwaardig mee te kunnen doen in de samenleving. Naast geld voor wonen, energie, verzekeringen, kleding en de dagelijkse boodschappen, gaat het ook om bijvoorbeeld een telefoon, toegang tot het internet en sociale activiteiten. Tegelijkertijd kijken we naar de daadwerkelijke uitgaven van een huishouden en de financiële middelen (inkomen en eventueel spaargeld of ander direct te besteden bezit).
De nieuwe armoedegrens
Als er na het betalen van de vaste lasten (wonen, energie en zorg) te weinig geld overblijft voor andere basisbehoeften, dan is een huishouden arm. Waar de armoedegrens voor een huishouden ligt, is afhankelijk van het soort huishouden. Hoe meer mensen, hoe meer er nodig is voor de minimale levensbehoeften. Op basis van de nieuwe methode is de armoedegrens in 2023:
Voor een alleenstaande: € 1.510 netto per maand, bij een huur van € 590 en energielasten van € 145.
Voor een paar met twee kinderen tot en met 12 jaar: € 2.535 netto per maand.
Voor een tweeoudergezin met twee puberkinderen: € 2.910 netto per maand.
Voor een eenoudergezin met twee pubers: € 2.500 netto per maand.
Als het huishouden een vermogen (en daarmee een financiële buffer) heeft dat hoger is dan de armoedegrens op jaarbasis, dan is er geen sprake van armoede. Voor een alleenstaande lag dat bedrag in 2023 op € 18.145, voor een stel met twee jonge kinderen was dat € 30.405.
Armoede in 2023
In 2023 waren er volgens de nieuwe meetmethode 540 duizend mensen in Nederland arm (3,1 procent van de bevolking). In 2018 was dat 7,1 procent. In 2023 groeide 3,6 procent van alle minderjarige kinderen op in armoede (ruim 115 duizend). In 2018 was dat 8,6 procent. Sinds 2019 daalde de armoede onder meer door dalende werkloosheid, loonstijgingen, coronasteun-maatregelen, de energiemaatregelen en maatregelen die de koopkracht verbeterden, zoals de verhoging van het minimumloon. Bijna 175 duizend mensen waren in 2023 al minstens drie jaar op rij arm. Dat betekent dat 1 op de 3 armen langdurig arm was.
Vorig jaar waren er naast de 540 duizend armen ook nog bijna 1,2 miljoen mensen met een inkomen tot 25 procent boven de armoedegrens en weinig tot geen financiële buffer. In 2018 zaten ruim 1,5 miljoen mensen in deze situatie, die maar weinig beter is dan armoede. De groep is kleiner geworden doordat het inkomen van veel mensen sterker steeg dan de armoedegrens. Vooral in 2022 was dat zo door de overheidssteun bij het betalen van de energierekening.
Werkenden onder armoedegrens
Naast het aantal mensen dat onder de armoedegrens leeft, is door CBS, SCP en Nibud ook gekeken naar de mate van armoede. Peter Hein van Mulligen van het CBS: ‘Het aantal armen is opnieuw gedaald, maar de ernst van de armoede is toegenomen. In vergelijking met 2018 waren er vorig jaar relatief meer werkenden arm dan er mensen in de bijstand arm waren. Werkende armen komen meer inkomen tekort dan arme mensen met een bijstandsuitkering.’
Karen van Oudenhoven van het SCP: ‘Armoede gaat vaak gepaard met een minder goede lichamelijke en mentale gezondheid, een verminderd gevoel van eigenwaarde en kan leiden tot sociale uitsluiting. Het heeft invloed op de veerkracht van mensen en leidt in veel gevallen tot een lager vertrouwen in de overheid. Opgroeien in armoede heeft ook vaak negatieve gevolgen voor de leerprestaties en toekomstkansen van kinderen.’
Vorig jaar wees de Commissie sociaal minimum daar in hun adviesrapport ook op. Net als op de gevolgen van armoede voor de samenleving als geheel. Hierbij valt te denken aan het onbenut laten van talent en de stijging van uitgaven aan de gezondheidszorg. Armoede kan dan ook niet los worden gezien van het bredere maatschappelijke debat over sociale ongelijkheid.
We gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze site zo soepel mogelijk draait. Als je doorgaat met het gebruiken van deze site, gaan we er vanuit dat je ermee instemt.Ok