Als ik de sores van de dag van me af wil laten waaien loop ik nog wel eens mijn buurtje uit. De hond is dan een dankbare wandelkameraad. Dit keer liep ik de Flevostraat in richting sportvelden. Het werd al donker maar dat deert me niet, ik ben niet bang want ik lees de goede kranten en kijk veel buitenlandse televisie. Plotseling enig geruis. Niet geheel geruisloos dus streek er op het hek naast me een uil neer. Ik kon hem eerst niet goed zien maar toen verlichte een manestraal zijn indrukwekkende gestalte. Zijn grote rode ogen glansden als sterren in de nacht.
Opgegroeid met de spannend verhalen van Paulus de Boskabouter keek ik niet echt op van deze ontmoeting. En ook de hond was niet bang en ging er eens goed voor zitten. Ook was ik niet verwonderd dat de uil me aansprak.
“Zeg Meander, je kent me zeker wel? Ik zag je nochtans al van zo’n 800 meter aankomen. Ik ben Oehoeboeroe de wijze uil uit het grote bos. Het grote bos is er niet meer. Er lopen nu allemaal snelwegen kriskras doorheen en daardoor zijn er thans vele kleinere bossen. Soms zelfs struikjes met kreupelhout die wonderlijke namen krijgen zoals Beusebos of zoiets.
Mijn territorium reikt heden ten dage dan ook van Lauwersmeer tot Purmerend. Ik vlieg nu weer eens hier dan weer eens daar. Het maakt me overigens helendal niets uit waar ik vlieg als er maar genoeg etenswaar over de grond loopt of kruipt. Ik ben weer wat ouder dan toen jij jong was en daarom zijn mijn ogen niet helemaal meer de oude of de jonge. Ach je begrijpt wel wat ik bedoel. Eigenlijk heb ik een bril nodig maar vind maar eens een uilenbril. Echt Meander een uilenbril zou een oplossing zijn….. o , neem me niet kwalijk, ik ben zo dadelijk terug!”
Oehoeboeroe ging er pijlsnel vandoor op zijn sterke vleugels. Kriskras langs bomen en lantarenpalen, vlak langs de grond en scheen iets op te pikken en keerde snel op het hek naast me terug.
Toen hij was neergestreken ging hij onverstoorbaar verder.
“Die ogen van me, ik dacht dat het een kevertje was maar het bleek een mol te zijn. Hij was me te vlug af. Dat gebeurt me vandaag de dag meer.
Ik maak fouten de laatste tijd in de jacht. Soms pak ik een haardos van iemand dan weer een hoed dan weer een pet soms is zelfs in mijn ogen een gladde schedel een aanlokkelijk hapje. Die niet gemanicuurde nagels van me maken krassen. Ik merk dat de mensen er van schrikken en soms wondjes er van oplopen, dat spijt me bovenal wel zo diepgaand.
Ik ben namelijk helendal wel zo tamelijk een mensenvriend en zo maak je geen vrienden. Dat begrijpt zelfs een uil. Maar die ogen….. o die ogen.
Ik mag graag op mijn vliegtochten door de ramen kijken bij de mensen en zie zo nog wel eens een raadsuitzending. Desalniettemin is mijn gehoor uitstekend in tegenstelling tot mijn ogen, maar dat vertelde ik al.
Ik zag hier bij jou Meander, in Purmerend dus laatstelijk zo’n raadsvergadering. Met enig archaïsch taalgebruik van een bij mij vergeleken jeugdig iemand, waar ik nog wat van kan leren, werden er vragen over mij gesteld. Ik ben gevaarlijk Meander, althans dat vinden de mensen. Ik moet gevangen worden en gedeporteerd. Dat maakt mij bedroefd.” Zo waar zag ik een traan in de wijze uilenogen.
“Weet je hoe ze dat willen doen Meander? Ze maken een valkooi met een valse speelgoeduil er in en ze denken dan dat ik daar uit nieuwsgierigheid in zal stappen en me zo zal laten vangen. No way Meander, no way. Je merkt ik kom ook nog wel eens over de grenzen, maar dit terzijde. Ik laat me niet vangen in geen honderd jaren. Achter tralies laten zetten in een kooi, ook al noem je hem deftig volière? Vergeet het maar.
Dat zo’n jonge anders zo wijze wethouder dat zegt en zo laat merken niets van mij te snappen vervult me met diepe droevenis. Ik hoorde dat hij vroeger boeven ving vandaar dat innerlijke jachtinstinct en die vang gedachten van hem, dat is mijn vermoedelijke veronderstelling op dit moment.
En al dat leed alleen maar omdat ik een bril nodig heb. Kun jij Meander dat de mensen vertellen? Laten ze in deze buurt, Overwhere Noord voor mijn part in Kwadijk op verschillende plekken brilletjes neerleggen dan kan ik er één naar maat uitzoeken. Het leed van de mensen en vooral van mij is dan geleden.”
Ik beloofde dat te doen. En na deze plechtige belofte wiekte Oehoeboeroe geruisloos weg tussen struiken en kale boomstammen. Thuis zocht ik snel wat oude brillen van mij op en strooide die uit over De Koog en omgeving. Een goed begin is het halve werk. En nu maar hopen dat het helpt.
Ontmoeting naar een idee van Jean Dulieu