Ministeries grijpen met wetgeving te veel in op taken die onder de verantwoordelijkheid van het gemeentebestuur vallen. Dat stelt prof.mr. Elzinga (foto) in een analyse die hij op verzoek van de VNG maakte van het wetsvoorstel Wet Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (VTH) dat staatssecretaris Mansveld begin februari naar de Tweede Kamer heeft gestuurd.
Elzinga stelt onder meer dat het wetsvoorstel Wet VTH een verplichtend karakter heeft dat haaks staat op de gedachte van (vrijwillige) samenwerking van gemeenten en andere decentrale overheden. Door de verplichting ontstaan bovendien ongewenste dubbele sturingsposities.
Het Rijk kan dusdanige verplichtingen voor samenwerkingsvormen en de aansturing daarvan in een wet opnemen, dat het te veel gaat bepalen hoe lokaal beleid moet worden uitgevoerd. Daarmee beperkt het Rijk de sturingsmogelijkheden van het lokaal bestuur.
Minister BZK
Volgens Elzinga zou de minister van Binnenlandse Zaken moeten toetsen welke gevolgen regelgeving heeft voor het openbaar bestuur, en zo nodig moeten interveniëren om onduidelijkheden in de verantwoordelijkheidsverdeling te voorkomen.
Precedentwerking voor samenwerking werk, zorg en jeugd
Bovendien kan het wetsvoorstel Wet VTH volgens Elzinga een ongewenste precedentwerking hebben. Want als in het fysieke domein verplichtingen worden opgelegd aan samenwerkingsverbanden die van onderop zijn ontstaan, zou dat ook kunnen gebeuren met bijvoorbeeld de samenwerkingsverbanden die gemeenten hebben gevormd op het gebied van werk, zorg en jeugd. Dat zou grote gevolgen hebben voor decentrale overheden.
Evaluatie RUD’s
In juni komt een commissie onder leiding van Aleid Wolfsen met een evaluatie van de RUD’s. Ook deze commissie is ingesteld op verzoek van de VNG. De commissie zal de bevindingen van Elzinga betrekken bij de evaluatie.