Staatssecretaris Yeşilgöz-Zegerius heeft de Tweede Kamer op 5 juli 2021 een brief gestuurd over de voortgang van de Wet collectieve warmtevoorziening.
Hieronder de brief waaruit blijkt dat de decentrale overheden het conceptwetsvoorstel in de huidige vorm niet steunen. Het conceptwetsvoorstel verhindert dat zij bepalen met welk type warmtebedrijf ze in zee willen gaan. Het wetsvoorstel beoogt echter juist gelijke kansen te bieden aan alle type warmtebedrijven om op gelijke voet te kunnen deelnemen aan de ontwikkeling en groei van de warmtemarkt.
De staatssecretaris laat ook weten dat de landsadvocaat heeft bevestigd dat de behoefte van de decentrale overheden om vooraf aan te sturen op een specifiek type uitvoeringspartner ook onverenigbaar is met het Europees recht.
Gedurende deze kabinetsperiode is er hard gewerkt aan het voorstel voor de nieuwe Warmtewet: de Wet collectieve warmtevoorziening (Wcw). Voor de verduurzaming van de gebouwde omgeving zijn meer duurzame warmtebronnen en -netten nodig. De huidige regels bieden onvoldoende duidelijkheid over rollen en verantwoordelijkheden van overheden en marktpartijen. Nieuwe spelregels zijn nodig om het bereiken van de klimaatdoelen te faciliteren. De Wet collectieve warmtevoorziening beoogt een fundamentele wijziging van de huidige Warmtewet en bevat een uitgebreid pakket aan regulering om de publieke belangen betaalbaarheid, betrouwbaarheid en duurzaamheid van de collectieve warmtevoorziening te borgen.
Vorig jaar zomer heeft de internetconsultatie van het wetsvoorstel plaatsgevonden.(1) De verwerking van reacties in de internetconsultatie heeft geleid tot verdere verbetering van het wetsvoorstel.(2) Zo is bijvoorbeeld een grotere rol mogelijk gemaakt voor netwerkbedrijven die gelieerd zijn aan de netbeheerder elektriciteit en gas. Desondanks hebben de medeoverheden mij te kennen gegeven dat zij het wetsvoorstel in de huidige vorm niet steunen.
Uitkomst van bestuurlijk overleg
Gemeenten spelen een belangrijke rol in de transitie naar een duurzamere warmtevoorziening in de gebouwde omgeving. Het afgelopen jaar is er daarom intensief overleg gevoerd met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en andere medeoverheden (Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Unie van Waterschappen (UvW)) over het wetsvoorstel Wcw. Op een groot aantal punten bestaat een gedeeld beeld. De medeoverheden onderschrijven kernelementen uit het wetsvoorstel, zoals de meer op kosten gebaseerde tariefregulering, de aangescherpte borging van de leveringszekerheid en de invoering van duurzaamheidsnormen. Ook onderkennen zij dat de in het wetsvoorstel opgenomen taken en verantwoordelijkheden voor warmtebedrijven nodig zijn om de publieke belangen te borgen. De medeoverheden geven evenwel aan dat zij behoefte hebben aan meer mogelijkheden om te sturen op een publieke uitvoeringspartner, dan het wetsvoorstel hen biedt. Zij willen vooraf een expliciete voorkeur kunnen uitspreken voor een type warmtebedrijf: publiek, privaat of een samenwerkingsvorm. Deze behoefte staat op gespannen voet met het gekozen uitgangspunt in het wetsvoorstel dat allerlei type warmtebedrijven op gelijke voet moeten kunnen deelnemen aan de beoogde ontwikkeling en groei van de warmtemarkt. Binnen dat uitgangspunt is het ook niet verenigbaar met Europees recht. Dat heeft de Landsadvocaat ook bevestigd.
Vervolgproces
Gezien het belang van collectieve warmte voor de verduurzaming van de gebouwde omgeving, hecht ik aan een voldoende gedragen wet. Daarom acht ik het op dit moment niet passend om het wetsvoorstel aan de Raad van State te sturen voor advies. Gelet op het verschil van inzicht is een politieke heroverweging nodig alvorens besloten kan worden of en zo ja op welke wijze – gelet op de publieke belangen – een aanpassing van het wetsvoorstel en de onderliggende uitgangspunten wenselijk is. Om de voortgang in het wetstraject zo veel mogelijk te behouden, zal ik de voorbereiding van deze heroverweging ter hand nemen. Daartoe zal ik meerdere opties in kaart brengen, in goed overleg met de medeoverheden. Ook andere stakeholders zal ik hier bij betrekken. De besluitvorming hierover is vervolgens aan een nieuw kabinet. Het is evident dat bovenstaande uitkomst helaas betekent dat de totstandkoming van de Wet collectieve warmtevoorziening meer tijd vraagt dan voorgenomen op basis van de afspraken in het Klimaatakkoord.
Hoogachtend,
Yeşilgöz-Zegerius Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat – Klimaat en Energie
We gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze site zo soepel mogelijk draait. Als je doorgaat met het gebruiken van deze site, gaan we er vanuit dat je ermee instemt.Ok